31 mei 2007

top geld managers

Op telegraaf.nl een ingezonden brief over de ergernis als automobilist te moeten wachten op bruggen die openen voor de pleziervaart. Gezien het feit dat ik zelf ook wel eens voor een brug heb zitten k*tten met het strijken van de mast, las ik met interesse de reacties. Daaronder deze:

"Ja ja de elite zorgd wel voor zich ondanks de vrije tijd kunnen ze niet wachten het bootje kost al zoveel geld dat is luxe laat dat maar wachten wij hebben geld maar de burger kan die weg betalen voor hun maak een wet voor boten van plezierboten niet groter dan zo groot zodat de bruggen niet open hoeven Het is juist voor die grote boten het geld waar het voor moet altijd de top geld managers dat alles naar hun hand zet"

Wie weet wat hier staat? Volgens mij lees ik vooral verbittering.

Bah


Een beest met veel teveel poten in je drie-na-laatste framboos.

Het equivalent van een halve worm in je appel.

30 mei 2007

Girl Power

Vriend P en ik waren bij de Japanner. Zoals gebruikelijk zat hij op zijn praatstoel. En die praatstoel doet niet aan koetjes en kalfjes. Het is wereldproblematiek, -verbetering, -reizen, -milieu of -politiek. Niets dan dat. Ik genoot ervan, terwijl ik mijn sushi bewasabide. Hoewel vriend P mij in den beginne intimideerde met zijn schier onuitputtelijke voorraad Wijsheid, ben ik er inmiddels achter dat het gewoon een man is met veel kennis over palingen en een stevige mening over Brussel.

Vriend P klaagde dat vrouwen alleen over winkelen en nagellak en hun kapsel kunnen praten. Ik vond dat hij zijn energie stak in de verkeerde vrouwen, als hij dat dacht. "Ja, maar jij! Jij bent anders! Ik ken maar twee vrouwen zoals jij, en daar ben jij er één van." Hij bekende dat hij een andere vrouw als ik had leren kennen. Een vrouw met een mening en mantelpakjes en veertig paar schoenen, een paar reserve-panty's in haar handtas. Ze deed iets belangrijks in Brussel. En ze hadden gezoend.

Ettelijke maanden later belde vriend P mij in de file. Ik vroeg hem wat voor ballonnen hij boven zijn hoofd had hangen. Welke kleur? Wat staat erop? Vriend P en ik houden ervan om te praten in metaforen, dus bizar als het lijkt was dit een valide vraag. "De meest belangrijke ballon van allemaal is een Heel Grote Roze. En daar staat M op," zei hij. M, de vrouw uit Brussel. Ik was een beetje trots op P, wegens het volhouden van een relatie met een Vrouw Als Ik, en razend benieuwd naar M.

Ik hoefde niet lang te wachten. Na een week was het moment daar. M zat op de achterbank. Vriend P jaagde met ware doodsverachting de auto van M door de straten van Den Haag om mij naar huis te brengen. "Ik ben volgens mij mannelijker dan P," zei M. "Ik bedoel. Ik moet nu een nieuwe auto uitzoeken, en denk maar niet dat hij daar iets vanaf weet." "Ha! Ik weet alles van auto's, probeer mij eens," blufte ik.

En zo komen vrouwen nader tot elkaar. Bij het bespreken van een Audi A4 versus een Saab 93. De Seat Ibiza was binnen één minuut afgeserveerd. Het meisje wist waar ze het over had, autogewijs. Ik geloof dat ik wist waar ik het over had, autogewijs. P chauffeerde en wij lachten. Het is een leuke vrouw, de vrouw van P.
Ook al weet hij niets van auto's, volgens mij gaat dit goed komen.

29 mei 2007

Afscheid: deel 3

Die woede-fase, dat is best een lekkere fase. Je slaat wat met je vuist op tafel. Je stompt eens tegen je kussen. Je stampt eens lekker met je voet. Je vervloekt W en je vrienden vloeken mee. Daar zijn het per slot van rekening loyale vrienden voor. Ik weet ook wel dat niets zwart-wit is en de waarheid altijd in het midden ligt, maar het versimpelen tot roetzwart (W) en lelieblank (mijzelf) en alle oprechte toorn die daarmee gepaard gaat, is heel prettig.

Normaal gesproken smeer ik deze fases uit over een iets langer traject, maar op het moment doorloop ik liefdesverdriet, de 45 toeren versie. Het is nu tijd voor stille contemplatie. Een weemoedige glimlach. Gedoseerde boosheid. Gedoseerd verdriet. Zoals vriendin S van W zei: "Je bent geen onzettende trut dat je voor de charmes van W viel. De charmes van W zijn charmant, maar helaas niet deelbaar."

Het is tijd voor contemplatie. Nagenieten van de leuke dingen bij de aanblik van mijn twee vechtende katten. Bij het drinken van een glaasje wijn. De charmes van W zijn inderdaad niet deelbaar. Dat is eerder zijn verlies dan het mijne.

Ik overdenk het varen met de boot en hoe ik verbrandde. Ik overdenk de vele goeie biertjes in de kroeg. Ik overdenk zijn opwinding bij de opening van zijn expositie en hoe vertederend dat was. Ik overdenk zijn luide 'Ja!' als hij de telefoon opnam, en hoe dat me in den beginne deed smelten. Ik overdenk het feit dat ik met een afscheid van W helaas ook afscheid neem van zijn vrienden. Stuk voor stuk leuke mensen.

Tijd voor contemplatie, maar helaas maar kort. Ik moet namelijk vreselijk hard studeren voor mijn Prince2 examen. Misschien was het anders gelopen als ik met W een Project Initiatie Document had opgesteld. Dan was al in de fase 'Opstarten Project' duidelijk geworden dat wij samen geen Business Case hadden, dat de Stakeholders van mening verschilden over de Acceptatiecriteria, en dat de Afsluiting van het Project voortijdig zou plaatsvinden.

Helaas had ik in november nog nooit van een PID gehoord.

28 mei 2007

Afscheid: deel 2

Inmiddels ben ik aangeland in de woedende fase. Na verdriet kwam de woede op kousenvoeten binnensluipen. Ik vertelde vriendin M dat ik serviesgoed op zijn hoofd wilde stukslaan. "Als hij nu naast me zit doe ik zo PATS! Hoppa!" Ze moest lachen en vroeg waarom. Toen ik het vertelde was het even stil, aan de andere kant van de telefoon. "Mijn mond deed dus nu letterlijk van openvallen. Serviesgoed? Een honkbalknuppel!"

Waarom is het toch dat vrouwen vaak denken dat ze een man kunnen veranderen? Dat de man in kwestie het al lastig vindt om samen een ijsje te kopen, laat staan samen wónen, dat zullen ze hem wel afleren. Zij zal degene zijn met wie het wel lukt! Ongeacht de staat van dienst van de man in kwestie. Ongeacht je eigen grenzen, die je wel degelijk kent, maar waaraan continu geknabbeld wordt door een opmerking hier, een daad daar. Tot ze een miniscule hoelahoep rond je middel vormen. Een riem, als het ware.

Vriendin E zei het mooi. "Je koopt ook geen flat in de hoop dat het een villa wordt. Steeds maar poetsen en poetsen en hoopvol uit dat raam blijven kijken of het zwembad er al ligt. Als ik nou genoeg poets verdien ik toch godverdomme een zwembad! En maar blijven hopen. En maar blijven poetsen. Maar het blijft altijd een kutflatje op drie hoog achter."

Ik ben in de woedende fase aangeland. Mijn kussen heeft het zwaar moeten ontgelden vannacht. Woest stompte ik hem keer op keer in vorm. Woest draaide ik me nog eens om. Met fonkelende ogen staarde ik naar het plafond. "Botte klootzak! Ontzettende lul!"

Maar eigenlijk ben ik natuurlijk vooral kwaad op mezelf. Dat ik zo'n vrouw ben. Een vrouw die haar grenzen kent maar ze rekbaar acht. "Ach.. hij bedoelt het niet zo. Ach.. zo is hij nu eenmaal."

Ontzettend stomme trut. Volgende keer ga ik voor de villa.
Met zwembad.

27 mei 2007

Afscheid

Met een knoop in mijn buik stapte ik in de auto. Ik had hem niet gemist, die maand. Hoewel we het verschrikkelijk leuk hadden vlak voordat hij wegging en ik ervan baalde dat ik hem voor een maand gedag moest zeggen, nam mijn gewone leventje alweer snel de overhand. En ik miste hem niet. Ik meende aan de dingen die hij zei en schreef te merken dat hij mij ook niet miste, en stiekem had ik dat al verwacht.

Met een knoop in mijn buik stond ik voor zijn deur te wachten. Een knoop die ik door moest hakken. Hij deed zijn rare dansje voordat hij opendeed. Het rare dansje waar ik zo gek op ben. Het deed mij wankelen in de overtuiging die ik de afgelopen weken geleidelijk had opgebouwd.

"Ik twijfel of ik de plek heb in jouw hoofd die ik wìl binnen een relatie." Aan zijn blik zag ik direct dat het klopte. Dat de plek die ik wil en die ik verdien niet voor mij gemaakt was in zijn hoofd. Dat het pad dat ik wil bewandelen niet zijn pad is. In ieder geval niet een pad voor ons samen. Woest veegde ik mijn mascara opzij en haalde ik adem om nog meer te zeggen, maar het was niet meer nodig. We waren het erover eens. Wij gaan samen niet verder. Wij samen stopt hier.

Het is een goede beslissing. Nadat hij was gevallen hebben we gelachen, en gezoend, en elkaar lief genoemd. En leuk. En gezellig. Wij hebben het goed gehad, even. Onze paden kruisten en moeten nu weer scheiden. Het kleine stukje dat we hand in hand hebben gewandeld was een leuk stukje. Veel te zien, veel te ontdekken.

De beslissing is ongetwijfeld goed. Voor ons beiden.

Door een waas van tranen reed ik naar huis.

Mijn rat

De Nederlandse Kunstkoopregeling: uniek in de wereld. Kort gezegd houdt het in dat je - mits kredietwaardig bevonden - een renteloze lening aan kunt gaan om Kunst te kopen. Bij NPS Arena laatst een item over kunstverzamelaars. Men beschreef de kick van het aankopen. De kick die je krijgt als je iets moois ziet en je voorstelt dat je het zomaar mee naar huis mag nemen.

Ik ken die kick. Ben gek op kunst en gek op hebben-hebben-hebben. Laats bij Galerie Lutz een expo van Les Deux Garçons. Fantasievolle bizarre objecten. Ik liep naar binnen en werd patsboem verliefd. Zomaar ineens verschrikkelijk verliefd. Op een dode rat. Een dode rat in een kastje. Hij hangt nu met behulp van de Kunstkoop aan zijn strop in zijn kastje aan mijn muur.


Die omgevallen naaldhakjes! Die afscheidsbrief! Dat geheven voorpootje! Ga je niet dood van vertedering?!

26 mei 2007

Killer

Een grommende bal vechtende kat kwam mijn kamer binnen rollen. Dit ben ik wel gewend; Sam en Oscar vinden elkaar lang niet altijd gezellig en lief. Deze keer was de bal echter overwegend grijs in plaats van grijs-wit. "Oscar! Wat heb je daar!" Een luide wwrrriiiaoaoaoorrr was het antwoord, maar door de tijdelijke afleiding zag de spreeuw zijn kans schoon. Het beestje hipte onder de bank. De kat er direct achteraan. "Oscar!! Nee!!" Mijn hart klopte in mijn keel. Ik ben niet zo goed met bloed en zielige beestjes.

Oscar liet zich grommend en blazend en niet geheel van harte verwijderen. De deur dicht, een boze kat aan de andere kant, annemárie hijgend van schrik op de bank, een halfdode spreeuw eronder. Gekrabbel en geritsel en mijn paniekerige hartslag. Zoals altijd in geval van nood bel ik vriendin M. Ik herinnerde me dat ik haar eens dezelfde dienst had bewezen toen haar kat een halfdode duif binnen sleepte. "Oeh! Oeh! Een duif! O bah Tobi! Gatver, wat moet ik ermee. Van het balkon gooien? Hij leeft nog! Aaahh! Hij beweegt!" Helaas nam ze niet op. Ik moest de klus zelf klaren.

Ik opende het grote schuifraam en ging op veilige afstand van de bank staan. De spreeuw hipte tevoorschijn, spinrag om zijn snavel. Hij probeerde de bank op te fladderen, maar één vleugel wilde niet meewerken. Koppig probeerde hij het nog eens. En nog eens. Ik keek met een hand voor de mond en grote schrikogen toe. Hij bereikte de zitting, probeerde de leuning. Kwam terecht in de vensterbank. "Het raam! Het raam staat open! Ga door het raam!" moedigde ik hem aan. Zijn kraaloogjes spraken van doffe angst en pure ellende. Hij hipte naar buiten. Ik deed met trillende handen een halfslachtig 'Sjoe! Weg jij!'-gebaar. In een gevederde spiraal stortte hij zich naar beneden.

"Ja, een vogel die uit de lucht is komen vallen, denk ik," hoorde ik de buurvrouw later zeggen. "Ik probeerde hem te pakken maar toen had hij allemaal bloed. Hij zit nu onder die struik daar."

Oscar loopt inmiddels zoekend rondjes door de kamer. Snuffelt onder de bank, achter de verwarming. Miauwt klaaglijk. Kijkt mij verwijtend aan.

Rotbeest.

23 mei 2007

Apies kijken?

Bokito is een merk.
Bokito moet weg uit Blijdorp, of toch niet?
Bokito werd geprovoceerd.
Bokito is wereldnieuws, althans in ons kleine landje.
Maar of ik apies wil kijken, zoals het WNF me vandaag per nieuwsbrief aanraadde?















Ik denk het niet..

Bij de Bebop

Het geluid zong rond. "Kan je nog even hoog? Ja, ja. Ja, zo issie goed. En laag?" Vriend B soundcheckte in het vrijwel lege jazzcafé. Aan de bar zat een kale man in trainingspak met een biertje voor zijn neus. Hij vroeg of ze ook blazers hadden, dan zou hij een stukje naar achteren gaan. Ik antwoordde geen idee te hebben, want vriend B en zijn jazzvrienden had ik nog nooit zien spelen.

De jongens - inderdaad blazers, een drummer, een bas en pianist B - waren tevreden met het geluid. Ze trokken zich terug aan de bar.
"Wat is het verschil tussen een jazzmuzikant en een kingsize pizza? Een kingsize pizza kan een familie van vier voeden."
"Er komt een jazzmuzikant bij de dokter, en de dokter zegt: Dat ziet er niet goed uit meneer! U heeft nog een maand te leven. Vraagt de jazzmuzikant: ja maar waarvan dan?!"
Ik grinnikte en nipte aan mijn bier.

Ze waren het erover eens dat ze pas gingen spelen als er tien man publiek was. De setlist werd op een bierviltje geschreven. De trompettist deed een riedeltje. Vriend B rookte een laatste sigaret. Er was discussie over Stella by Starlight. Wel doen of niet doen? Ze knakten de knokkels en bewogen zich langzaam richting de hoek die voor podium doorging. Inmiddels was de vriendin van de bassist aan de bar komen zitten. Ze keek hunkerend op, elke keer als de deur open klapte. Iedere keer vals alarm. We zaten gedrieën aan de bar. "Wat een jonge gassies hè," zei de barman. "Het zal me benieuwen."

Twee uur later was de kroeg stampend vol. Iedereen luisterde aandachtig. Er werd geklapt voor solo's. De muzikanten wisselden elkaar af. Tikten met hun voeten en knikten goedkeurend naar de verrichtingen van hun collega's. Namen af en toe een slok. Het was onmogelijk stil te blijven zitten. Aan de overvolle bar tikte mijn voet met hen mee. Vriend B hamerde op de piano en trok een getergd muzikantenhoofd. Op afstand grapte ik met de drummer. Hij ging staan en riep "Deze is voor jou, annemárie!" Ik lachte en bloosde en Padadaaa-Papadada-Dadadapowow-Padadade voor me uit. Ook vriend B droeg een nummer aan me op. Ik glunderde en voelde me een beetje bijzonder. Ook al had ik hem moeten omkopen.

Mijn voet tikte het dekbed heen en weer. Ik deed stilletjes Padadaaa-Papadada-Piedeliedepapa tegen mijn kussen. Jonge gassies, vette jazz, rokerig café en vooroorlogse bierprijzen.
Wàt een heerlijke avond.

21 mei 2007

APK

De werkplaatsjongen friemelde met mijn sleutelbos.
"Wacht! Dat is.. O, je doet er alleen maar een labeltje aan," wilde ik hem corrigeren. "Nee, sorry. Ik dacht even dat je die sleutel eraf ging halen, en dat is de sleutel van mijn oude auto. Sentiment, soort van."
"Ik heb ook ooit een keer een auto naar de sloop gebracht. Dat is best heftig hè. Dan merk je pas hoe gehecht je bent aan dat barrel," zei hij.

Ik weet het zeker. Mijn auto is in goede handen.

18 mei 2007

De Grote Markt

"Hey," zei ik, en tikte hem op zijn schouder. We gaven elkaar wat onhandig een hand, zo van 1-2-3-raak, en kusten elkaar driemaal. Hij kwam half overeind, maar werd daarin gehinderd door de picknickbank, waaraan hij met al zijn vrienden zat, zoals hij telefonisch had aangekondigd. Mijn glas wijn stond al klaar. Ik schoof aan en legde mijn kruk onder tafel. Vroeg me af of ik de vrienden een hand moest geven. De vrienden waren namelijk verschrikkelijk hard aan het bellen, allemaal. Ik besloot tot een luchtige zwaai. Hij duwde me de flyer in handen.
"Kijk! Dit wordt tof vanavond. Allemaal jazzbandjes."
"Te gek, leuk," zei ik, en bladerde verstrooid.

"Dus. Ik vind dit wel een beetje gek hoor. Ik bedoel, ik ken je van tv. En dan zit ik hier ineens."
"Niks mis mee toch? Gezellige mensen kan je overal ontmoeten. Of het nou in de kroeg is of via Hyves."
Ik beaamde en nam een slok. Intussen waren twee van de zes vrienden niet meer aan het bellen, dus ik gaf handjes.
"Hoe ken je hem dan?" vroeg vriendin B.
"Nou, haha. Dat is wel grappig. Ik zag hem bij Wie wordt de man van.. En toen vond ik hem op Hyves. En ik had gewoon even een mailtje gestuurd. Dus hij mailde terug. En ik mailde weer terug. En toen zaten we te msn-en. En wisselden we nummers uit. En nu zit ik dus hier."
"Ha! Dus jij hebt serieus gereageerd via dat programma?"
"Nou, neuh. Niet echt. Meer dat ik hem tegenkwam en hem kènde van het programma, zeg maar."
"Wat lachen zeg!"
Dat vond ik ook, en ik hief mijn glas.

Intussen was de man die niet de man van Froukje werd naar het toilet. Ik schoof een stukje door aan de picknicktafel en raakte in geanimeerd gesprek met vriendin B. We bleken beiden academie gedaan te hebben en deelden enige diepgewortelde trauma's. De man die niet de man van Froukje werd, keek intussen peinzend in zijn glas. Hij zweeg. Trommelde met de vingertoppen op tafel. Ik vroeg me af of ik een poging tot Gesprek moest doen. We hadden elkaar digitaal per slot van rekening honderduit verteld en verschrikkelijk gelachen. Ik schoof weer naast hem. Stelde een vraag. Hij antwoordde. Hij stelde een vraag. Ik antwoordde. Ik kreeg een onaanvechtbare neiging "Dusss...." te zeggen. Peinzend keken wij beiden in ons glas. We trommelden eens met de vingertoppen op tafel. Het wilde allemaal niet zo vlotten. Ik schoof weer terug naar vriendin B.

"Hey! Vanavond jazzbandjes op de Grote Markt. Ik zit er met een paar vrienden. Doe je al wat vanavond?"
"Nou. Nu wel, denk ik?"
Hij wist immers dat ik een vriendje heb. Maar ook dat ik van jazz hou. En we raakten digitaal en telefonisch niet uitgepraat. Hij leek me Een Leuke Man. Gewoon, voor een avondje jazz in Den Haag.

In de tram onderweg belde ik vriendin M.
"Wat nou als hij heel stom is?"
"Ach. Je kan nog altijd naar huis. En misschien zijn die vrienden wel heel leuk."

De vrienden waren heel leuk. En ja. Ik kon weer naar huis. Gelukkig.

W zit in de Alpen

Of zijn het toch Alluppen?

Eerste werkdag

Ik zag er tegenop, tegen werken. Ik zag op tegen al die mensen om me heen. Tegen een hele dag op een stoel zitten. Ik zou vast aanlopen tegen dingen die ik héél erg vergeten was. De baan had ik per slot van rekening nog maar een maand. Een maand waarin ik als een flipperballetje het bedrijf door ben geslingerd om links en rechts en door het midden nieuwe kennis op te doen. Kennis die nog niet ingebed was in mijn door narcose gefrituurde brein.

"Dit is M, een nieuwe Duitse consultant. Misschien dat jij hem een beetje kan inwerken?"
"Prima," zei ik geestdriftig. En knikte daar ook nog eens heel geestdriftig bij. En dacht bij mezelf 'Wat moet ik die man vertellen? In godsnaam?'
Gelukkig had hij een opleidingsboekje. Als ik heel snel las, kon ik hem voorblijven. Mijn hersencellen werden langzaam wakker. Leken dingen te herkennen en verbanden te kunnen leggen. Ze dansten een vreugdedansje in mijn hoofd. Het is lekker om na twee maanden zonder prikkeling weer aan het werk gezet te worden, als eenvoudige hersencel.

Ik bracht het er niet slecht vanaf, dacht ik. Ik zei best slimme dingen, dacht ik. Ik verschafte nieuwe inzichten, dacht ik. Tot we het boek en zijn laptop dichtklapten en M me geïnteresseerd aankeek.

"So.. What do you actually DO here? Are you a consultant?"

14 mei 2007

Gemis

"Ik ga je niet missen, denk ik," zei W, terwijl hij in zijn risotto prikte.
"Ik ben niet zo van het missen. Ik denk - en dat is niet vervelend bedoeld - dat ik misschien mijn werkplaats een beetje ga missen. Maar jou niet."
Ik voelde dat ik woede had moeten voelen. Of teleurstelling. Of verdriet. Maar de realiteit was dat ik hem snapte. W zal zijn werkplaats missen, om lekker te klooien en mooie dingen te maken. W zal zijn gereedschap missen om 'te schetsen met de lastoorts en te gummen met de haakse slijper', zoals hij dat noemt. Maar W is niet van het missen van mensen. Dus ook niet van mij.

Ik vroeg me af hoe ik dat zou beleven, die maand zonder W. We zijn nu halverwege de maand, en nee. Ik mis W niet. Omdat ik weet dat hij vandaag de Alpe d'Huez gaat doen. Omdat ik weet dat hij het ontzettend naar zijn zin heeft. Omdat ik foto's heb gezien van fantastische wildkampeerplekken en verhalen heb gelezen over suicidale naaktslakken die zich en massa voor hun wielen storten. Omdat ik hem heb geholpen de tent test-op-te-zetten en dus weet hoe hij erbij ligt, 's nachts. En vooral omdat ik weet dat hij terugkomt. Hij is nu duizenden kilometers van mij verwijderd, maar ik voel geen gemis.


Ik ben alleen godvergeten jaloers!

11 mei 2007

Vloerkleed

Ik ben niet zo textielerig en accessoirderig. Leg een kussentje op mijn bank en ik kijk je nooit meer aan. Kaarsen, nee! Over het algemeen bestaan mijn accessoires uit tumbleweeds van kattenhaar en verdwaalde speelmuizen. Gordijnen kunnen nog nèt, maar vloerkleden.. Ho maar! Nu ben ik echter, met enige zachte dwang van mijn moeder, de trotse eigenaar van een vloerkleed. Een wit vloerkleed. Mijn levensstijl laat geen wit vloerkleed toe, ben ik na twee dagen achter. Mijn witte vloerkleed is niet wit meer. Er prijken grote zwarte voetstappen op mijn witte vloerkleed, die precies mijn looproutes aanduiden.

Ik pakte de stofzuiger om de voetstappen weg te poetsen. Maar zuigen zat er niet in. Het was meer ááien, wat de stofzuiger deed. Liefdevol aaide ik de voetstappen tot amorfe zwarte vlekken. Geen verbetering, kan ik je zeggen. Daadkrachtig als altijd ging ik op zoek naar de oorzaak van het probleem. De stofzuigerzak was vol, zei het rode pieletje. "Aha! Dit is makkelijk op te lossen!" dacht ik nog.

Fronsend keek ik naar de stofzuiger. Ik tilde hem op, draaide hem rond, zette hem op zijn zij. Probeerde mijn nagels in kieren te wurmen en trok aan het handvat. Er moest toch ergens een luikje zitten om de zak te verwisselen, leek mij. Ik drukte op de bovenkant, loerde naar de onderkant. Alle stukjes plastic die los leken te zitten van de omringende stukjes plastic hebben mijn volledige aandacht gehad. Ze zijn beurtelings bevoeld, bedrukt, besmeekt en bevloekt. Eén stukje plastic - ergens diep achterondertussen het handvat verstopt - bleek na scherpe en volhardende analyse te bewegen. En het luikje te openen.

Nu ga ik op zoek naar mijn stofzuigerzakken.

10 mei 2007

Eigen haard

Vijf weken lag ik in ziekenhuizen en revalidatiecentra. Drie weken ben ik nu thuis. Ik zal eerlijk zijn; eerst voelde thuis niet als thuis. Elke keer als ik voorzichtig over de vierde tree stapte, zag ik een fantoom-annemárie met versgebroken heup daar zitten. Een hyperventilerende fantoom-annemárie, die nog vijf weken ziekenhuis en revalidatiecentrum voor de boeg had. Elke keer als ik mijn voordeur opende, moest ik even wrikken en hop-een-stukje-omhoog duwen, vanwege de schade die de politie heeft aangericht toen ze mij bevrijdden van die vierde tree. Ik wilde geen trappen meer, dacht ik. Maar eigenlijk hield ik mezelf voor de gek. Ik wilde vooral mijn eigen trap niet meer.

Enthousiast keek ik naar nieuwe huizen. Nieuwe huizen met andere trappen. Net zo gevaarlijk, maar zonder nare bijsmaak. Ik wilde mijn huis achterlaten, omdat ik vooral de herinnering wilde achterlaten. De herinnering en het besef van het feit dat je lijf stuk kan. Als je maar hard genoeg valt, ga je stuk. Punt. Je bent niet onaantastbaar en onoverwinnelijk.

Vandaag was ik in het ziekenhuis voor een dexascan. Deze gaat mij vertellen of er iets mis is met mij, dat ik binnen een half jaar twee keer stuk ga. Ik ben een beetje bang voor de uitslag. Ook al betekent het waarschijnlijk alleen maar dat ik de rest van mijn leven meer melk moet drinken en soms pilletjes moet slikken, het zou wel gek zijn als ik ineens inderdaad osteoporose heb, waardoor ik links en rechts enkels en heupen breek. Als ik inderdaad ineens ècht oud ben, en niet meer bijna. Botgewijs dan.

Mama en ik liepen terug naar de auto na mijn scan. Een zoemend apparaat over mijn onderlichaam. Niet eng. En ik besefte en sprak uit dat eigenlijk niks eng is. Ik heb veel geleerd over mezelf de afgelopen tijd. Vanaf dat moment dat ik op de trap zat. Ik heb geleerd dat pijn altijd overgaat. Pijn blijft niet. Pijn lijkt soms ondraaglijk, maar pijn is morgen altijd beter dan vandaag. "Pijn heeft geen geheugen," zei mijn buurman in het ziekenhuis. En daar heeft hij gelijk in.

En weet je wat fijn is? Ik ben erachter gekomen dat ik onder elke omstandigheid het vermogen heb om er het beste van te maken en de positieve kant te zien. En dat is geen verdienste, dat is domweg een karaktertrek. Die wel eens handig kan zijn. Ik was zielsblij dat ik het ziekenhuis uit mocht en zèlf mijn rolstoel kon rollen. En nu ben ik zielsblij dat ik me weer goed genoeg voel om aan het werk te gaan.

Mijn lijf kent nu grenzen. Ik loop mank, en blijf dat voorlopig waarschijnlijk doen. Ik heb soms pijn, en zal dat voorlopig blijven hebben. Als ik iemand een trap op zie rennen ben ik een tikkie jaloers. Jaloers op de vanzelfsprekendheid waarmee die iemand dat doet. Maar binnenkort kan ik weer autorijden. Zwemmen kan ik al. De winkels om de hoek red ik. Ik ga de stad in en de kroeg in. Barkrukken lukken nog niet, maar een stoel aan een tafel is een eitje.

En wat ik vooral kan: mijn eigen huis heroveren. Mijn eigen huis, dat vijandig geworden was. Mijn eigen huis, waarin de stormram van de politie weerklonk. Waarin mijn pijngehijg nog weerkaatste van de muren. Mijn eigen huis begint weer langzaam van mij te worden. Een plek waar ik mijn stempel op druk, door middel van verfkwast, marktplaats en Ikea. Een plek waar fantoom-annemárie begint te vervagen.

Ook al zijn keukentrapjes nog niet ideaal, ik bestijg ze. Met behulp van krukken. Om gevels te witten, gaten te boren, lampen op te hangen.

Het heroveren van eigen haard is goud waard.

Verjaardag

"Welk talent zou jij willen hebben?" vroeg ik ooit aan vriendin E.
"Ik zou heel mooi willen zingen!" antwoordde zij meteen, zonder aarzeling.
"Ja! Dat zei ik ook toen iemand het mij vroeg!" riep ik.

Vroeger was ik ervan overtuigd dat ik prachtig kon zingen. Op mijn nonnenschool, jaren terug, hadden wij muziekles. Een klein mevrouwtje met een keyboard nam plaats voor de klas. "Hymn 175, everyone!" En het bizarre is: ik weet nog steeds welke hymne als 175 te boek stond:

Follow me, follow me. Leave your home and family.
Leave your fishing nets and boats upon the shore.
Leave the seeds that you have sown.
Leave the crops that you have grown.
Leave the people you have known and follow me.

Ik weet nog goed dat ik God een beetje gek vond. Dat het me helemaal niet gezellig leek om iedereen te verlaten. Maar zingen.. wow. Zingen was geweldig. En dat kòn ik toch goed! Toen het kleine mevrouwtje vroeg wie er een solo wilde zingen, stak ik dan ook gretig mijn vinger op. "Morning has broooooooken, like the first mohohooorniiing," trilde ik er lustig op los. Met trotse blik keek ik om mij heen. "Yes. Well. That came out nicely," zei de grauw weggetrokken muzieklerares.

De waarheid is: ik klink als een stervende gnoe. Als ik zing raken kippen van de leg en zoeken pissebedden dekking. Koeien stoppen de hoeven in de oren en wolven huilen klaaglijk mee. Ik zou de hele Ark van Noach kunnen vullen door op de steiger te staan en dreigend mijn mond te openen.

Vriendin E en ik vergeten al jaren elkaars verjaardag. Tot vandaag. Ik belde haar om de klassieker 'Lang zal ze leven' ten gehore te brengen. Giechelend en vals bezong ik haar verjaren. Moedig hoorde ze het aan, het arme kind.

Ach. Ik heb weer andere talenten. Volgend jaar stuur ik een kaart. Postzegels likken kan ik namelijk als de beste.

08 mei 2007

Meubelschuifmoment

Ik heb een moment van opperste innigste tevredenste tevredenheid. Vriendin M bracht gisteren de van mij geleende boor terug. Ik boorde dus vandaag daadkrachtig twee gaten. Twee Heel Belangrijke Gaten.

1. Een gat om mijn nieuwe kunstuitleenschilderij op te hangen
2. Een gat om mijn opnieuw gepositioneerde boekenkast te zekeren, zodat de katten hem niet omver rennen.

Verrukt aanschouw ik mijn nieuwe woonkamer. Vanaf de bank, dat wel. Want dat stoeltje.. daar is dus NIET op te zitten.



Mooi hè?

Zucht.

07 mei 2007

Marktplaats

De hele ochtend had ik al stress. Ik heb moeite met Dingen Vragen aan mensen. Met niet zelfstandig zijn. "Zouden jullie iets voor me kunnen doen?" oefende ik. "Ik heb een kastje dat naar beneden moet. Enneh. Dat lukt mij dus niet alleen met mijn gebroken been. Zouden jullie misschien.." Ik ademde diep in en uit. Pfff... "Ik kan dit! Ik kan dit! Ik kan aan volkomen onbekenden die mijn tv-kastje komen kopen vragen of ze een ander kastje naar beneden tillen. Dat moet lukken. Ik kan dit. Maar wat nou als het heel stomme mensen.. Nee annemárie! Dat soort dingen kan je gewoon vragen!" sprak ik mijzelf streng toe.

Ze klopten op de deur. Ik deed open. En moest mijn blik een halve meter naar beneden bijstellen. Ze waren héél klein! Mini-mensjes! Oempaloempa's! Een héél kleine papa en een héél kleine dochter stonden voor mijn deur. Opgewekt nodigde ik ze binnen, maar inwendig beefde ik.
"Ik wilde jullie eigenlijk iets vragen," begon ik voorzichtig.
"Ik euhm heb een kast boven, en die moet dus naar beneden. Op de plek van jullie nieuwe kast. Haha. Ja. Dus. Hij is niet heel zwaar, maar wel een beetje onhandig. Ik durf het eigenlijk niet zo goed te vragen. Ha. Dus."
"Tuurlijk! Geen probleem! Doen we even!" zei mini-dochter. Visoenen van verpletterde mini-mensjes dansten voor mijn ogen. Ze pasten allebei ìn mijn kast. Tegelijk. Ik voorzag rampspoed.

"Nee pap! Even naar links. Ja ho! Weer even stukje omhoog."
"Heb jij hem, meis?"
"Ja, ik heb hem, zo gaatie goed!"

En inderdaad. Zo gingie goed. Ze stroopten de mini-mouwtjes op en zakten door de mini-knietjes. Zuchtend en steunend en met het zweet op het mini-voorhoofd klaarden ze de klus.
Zomaar. Omdat ik het vroeg.

04 mei 2007

Gevangen!

Op eigen initiatief, naar aanleiding van een 'stukje' van Stoere Schrijfster. En omdat ik een ongelooflijke exhibitionist ben, natuurlijk.

De zeven feiten van annemárie:
1. Ik kan enorm goed schilderen en schep daar verschrikkelijk veel genoegen in. Het omtoveren van iets vies grenens in iets hoogglanzend fuchsiaas is puur genieten. Geef mij een kwast en ik raak in extase.
2. Ik houd niet van fruit. Hoe vaak vriend E me ook een mango aanbiedt.. laat maar. Doe mij een stronk broccoli.
3. Ik vind fietsen eng. Heb het al jaren niet gedaan. Alleen op een hometrainer voel ik me blij. Daar kan ik tenminste niet vanaf vallen.
4. In den beginne ben ik enthousiast. En dan ben ik halverwege. En nou ja. Dan gaat het dus mis. Getuige mijn half-fuchsia grenen kastje. Maar tot zeven ga ik redden!
5. Vandaag ben ik Marktplaats-ontmaagd. Maar alleen om iets te verkopen. Niet om te kopen. Spullen van anderen vind ik vies.
6. Het eerste dat ik doe als ik wakker word is mijn computer aanslingeren. Erg hè.
7. Ik kan lang niet zo goed koken als ik pretendeer te kunnen koken. Maar wee je gebeente als je daar iets over zegt!

Vang!

De postbode

Tussen het in-de-zon-zitten-en-boeken-lezen door, wierp ik binnen een blik op mijn computerscherm.
Wout zegt:
Hee schatje!
Wout zegt:
Hee!
Wout zegt:
O jammer, je bent er niet
Nee. Ik was er niet. Ik was namelijk heel druk met in de zon zitten en boeken lezen, terwijl W in een internetcafé in Luxemburg contact probeerde te zoeken.

Vloekend sloeg ik op mijn toetsenbord. Meteen heb ik een mailtje gestuurd. 'Schatje! Wat jammer dat ik je heb gemist! Alles leuk?' Om vervolgens zijn blog te checken en te zien dat ja, inderdaad, alles leuk is. Dat de bakbrommer in het stof van vriend Kliko bijt, want veel minder vermogen. En me te ergeren aan zijn tikfouten. Zo ben ik dan ook wel weer.

Maar hee maar ho maar wacht eens even... W is een maand weg. En mijn brievenbus, laat maar. In die brievenbus gaat geen ansichtkaart vallen. Geen kaart waar zijn hand overheen gegleden is. Waar ik misschien nog een spoor van motorolie op zou bespeuren. Waar een snufje karakteristieke W-geur aan hangt.

Waar is de romantiek gebleven? De romantiek van de voetstappen van de postbode. Het geklepper van je bus. Het als een aangeschoten hinde (in mijn geval) de trap af hobbelen en de kaart van de mat rapen. Het kussen van de langverwachte kaart. Het met gelukszalige glimlach de kaart aan het bonzende hart drukken. Niet dat ik dat ooit zo doen, maar het gaat om het idee.

Elke dag krijg ik een smsje. Elk internetcafé zal hij ongetwijfeld zijn mail checken en zijn blog bijwerken. Waardoor niet alleen ik, maar ook zijn ouders en zijn vrienden en kennissen en bakbrommerpeeps de vorderingen volgen. Het had weinig gescheeld of ik had hem zelfs bij Hart van Nederland kunnen zien.

W, ergens op een bakbrommer in de Alpen. Met zo ongelooflijk veel digitale lijntjes naar huis. Met mail, msn, sms, blogpostjes. Wildkamperen en bakbrommeren en intussen elke paar dagen internet en een mobiele telefoon die op te laden is aan de accu van de bak.

Ik wil een ansichtkaart! Een ansichtkaart die naar W geurt! Ik wil de romantiek van het verlangen naar de postbode. Maar ik vrees dat mijn verlangen onbevredigd blijft. Hij heeft alleen mijn e-mailadres. Niet mijn èchte.

03 mei 2007

Ik neem gewoon mijn speelgoed mee

Remy is vier als hij uit huis geplaatst wordt. Zijn moeder kan hem niet meer aan. Hij is lastig; gilt, krijst, gehoorzaamt niet. Remy is verstandelijk gehandicapt, maar nèt niet erg genoeg om het reguliere circuit in te gaan. Hem wacht een toekomst van pleeggezinnen, dagopvang, ZMOK-scholen. Remy is gedurende vier jaar gevolgd door filmmaakster Mercedes Stalenhoef. Vanaf het moment dat hij uit huis geplaatst wordt tot - ja, tot. Tot hij wéér in een nieuw pleeggezin zit. Deze keer met hoop op beter.

De woorden van zijn vader vatten het samen.
"Wat vind je van je kamer hiero, Remy? Wel een mooie kamer weer hè?"

Een mooie kamer weer. Hartverscheurend. Kijken. De moeite en je verloren uur waard.

Hyves

Laatstelijk ben ik 'into Hyves'. Aan huis gekluisterd zijn doet wonderen voor je internetvaardigheden. Wanhopig graai ik om me heen naar digitale Hyvesvriendjes. Publiekelijk je vrienden tellen en erachter komen dat het bestand karig is, doet wanhopig graaien. In mijn geval althans. Er zijn vast mensen die denken 'Pah! Vrienden! Tssss... wie heeft ze nodig.' Nou, ik. Ik dus. Vooral als je populariteit levensgroot op scherm staat.

Op zoek naar nieuwe contacten surfte ik naar mijn middelbare school. Willemijn, zag ik. Willemijn, begonnen in 1999. 286 vrienden. Ik bekeek Willemijn. Dacht 'Goh, die ken ik niet. Moet toch van mijn jaar zijn.' Ik vond een Frank. Begonnen in 1999. Die kende ik ook al niet. Toen kwam de mokerslag. Ik verrekende mij. Verrekende mij een heel decennium. Tien jaar, had ik van mijn eigen leeftijd en levenswijsheid afgeknabbeld.

Ik zocht verder. Ditmaal in het juiste decennium. Vond Mijn Grote Liefde van vroeger. Immer platonisch, maar in mijn hoofd o zo passioneel en intens. Ik mailde hem enthousiast. We haalden herinneringen op aan vroeger. Shaggies roken in het park. Shaggies roken onder het scheikundelokaal. Shaggies roken en zwaaien naar Mandela, die in een grote limousine langs kwam rijden. Mijn middelbare school was tegenover het Catshuis. Wij hebben menig wereldpoliticus bezwaaid in de pauze.

"Samenwonen? Getrouwd? Kinderen?" vroeg hij. "Haha. Nee joh. Ik ben zo'n trut van dertig met twee katten. Je kent ze wel", antwoordde ik. Tot op heden geen bericht terug. Intussen staat hij in mijn vriendenlijst te pronken, maar bericht terug, ho maar. Vrouwen van dertig zonder huwelijken en kinderen zijn de lepralijders van de 21e eeuw, krijg ik het idee. Dat idee wordt bevestigd door de overige Hyvesklasgenootjes. Men pronkt met baby's. Men pronkt met mij onbekende achternamen. Men heeft een brede 'ik ben succesvol'-glimlach. Dat de gelaatskleur wellicht doet denken aan stopverf en men kleren draagt waar je vroeger nog niet dood in gevonden wilde worden, daar gaan we even aan voorbij. Of klink ik nu bitter?

Ik ben een vrouw van dertig met twee katten en een Hyvesverslaving. Ik bekende mijn recent ontloken verslaving aan Rik.
"Hyves ja. Hmm... Ben je daar niet wat te oud voor?" zei hij.

Ja. Ik ben er te oud voor. Godzijdank zijn er velen met mij. Veel te oud voor Hyves, maar met een decennium extra in de binnenzak. Een decennium waarin geleefd en geleden en liefgehad is. Waarin een Hyvesprofieltje is aangemaakt met een bescheiden aantal èchte vrienden. En dat is dan best wel weer prettig.

Op het dakterras

"Hee schoonheid," zei hij. We omhelsden elkaar gedag. Ergens tussendoor werd een fles wijn geöverhandigfriemeld. We luisterden een muziekje, aten een chipje, dronken een glaasje. Knepen de ogen dicht tegen de ondergaande zon.

"Hoe is het nu met de plannen voor je eigen bedrijf?" vroeg ik, nippend aan mijn wijn.
"Hoe is het nu met je vriendje?" vroeg hij. Naar voren geleund, ellebogen op zijn knieën.
"Deze pianist MOET je horen!" en hij kaapte mijn computer en zette het volume vol open.
"Die ene eerste keer dat wij elkaar spraken," zei hij, "Die ene eerste keer was leuk. Waarom hebben we er toen jaren overheen laten gaan?"
"En nu heb ik je ook alweer maanden niet gezien," lachte ik, "We hebben ons eigen ritme. We komen elkaar af en toe tegen, en dan is het leuk."
"Wij gaan elkaar vaker zien," zei hij vastbesloten.

Ja. Wij gaan elkaar vaker zien. Omdat het heerlijk is met B de zon te zien ondergaan en te filosoferen over het inslaan van nieuwe wegen. Te praten over familiebanden, over werk en leven. Te proosten op de liefde en Het Grote Genieten.

Te proosten op een voorzichtige nieuwe vriendschap.

01 mei 2007

W gaat op reis

W en ik hebben het soort relatie van "Hee! Leuk dat ik je weer zie!" En nooit "Wanneer zie ik je weer schat? Zeg me wanneer!! NU!" Ik heb daar geen moeite mee. Voel me daar goed bij. Maar de laatste weken heeft W zich ongemerkt de positie van Rots In De Branding veroverd. Nog steeds zeggen wij niet "Wanneer zie ik je weer?" maar het is vanzelfsprekend geworden dat hij me ophaalt als er leuke dingen te doen zijn. Dat hij me voor gaat op trappetjes om mijn val te breken. Dat hij tegen Jan en Alleman zegt dat ik mijn heup verbrijzeld heb en mijn littekens beschrijft en vertelt dat het echt heftig was. Zodat ik bescheiden op de achtergrond kan glimlachen en zeggen "Maar het gaat echt goed met me hoor, nu. Echt super."

De laatste weken zijn W en ik wat - sja, hoe zal ik het zeggen - relatieïger geworden, zo samen. We genieten binnen de grenzen van mijn mankelarij erg van elkaar. We lachen samen. Doen leuke dingen, voornamelijk zittend. Hij beschermt me. Baant mijn weg door de massa. Zo ook gisteren, op de vrijmarkt.

En ineens.. ineens kreeg ik het spaans benauwd. Al die mensen die me omver konden lopen. Al die mensen op wie ik verschrikkelijk jaloers ben omdat ze überhaupt kùnnen lopen zonder erbij na te hoeven denken. Ik was moe, had honger, voelde me ingesloten en bedreigd. Tranen vloeiden achter mijn zonnebril.
"Ik wil hier niet zijn. Ik wil weg hier. Ik wil. Ik wil. Ik kan dit niet. Zet me ergens neer en geef me te eten. Maakt niet uit wat. Ik wil weg van hier en van al die mensen." Als ik had gekund, was ik erbij gaan stampvoeten. Labiel tot en met, was ik. De tranen stonden mij de hele dag hoog achter de ogen. Soms sijpelde er een van achter mijn zonnebril over mijn wang.

Vandaag namen wij afscheid. Voor een maand. W gaat een maand met zijn bakbrommer naar de Alpen. En plots realiseerde ik me waar die tranen vandaan kwamen. Waarom ik zo gruwelijk labiel en chagrijnig was, onze laatste dag samen.

Ik ga hem missen. Verdomd zeg. Niks voor mij.