26 augustus 2007

Bij de kassa van de Appie

Hij keek me aan, zag mijn ongewassen haar. Zijn blik reisde naar beneden en bleef hangen bij mijn broek. Ik zag hem kijken en peinzen. Mijn broek die niet past, die veel te lang is en afzakt. Mijn slippers eronder. Mijn halfgelakte teennagels. De verfspatten op mijn wreef. "Lekker aan het klussen?" zei hij. Ik knikte en liet mijn verfvingers zien. Hij lachte en keerde zich weer naar zijn boodschappen.

Niet voor lang. Zijn blik raakte mijn buik, ontbloot in het iets te korte verfshirtje in combinatie met afzakkende verfbroek.
"Nieuwe kamer aan het opknappen?"
"Nee, daar ben ik inmiddels iets te oud voor. Gewoon lekker huisje opknappen."
"Ah! Nou, het is er wel mooi weer voor. Succes ermee hè!"
"Ja, dankuwel."

"Pàhap! Mòest dat nou?" zei zijn circa vijftienjarige dochter, nadat ze hadden afgerekend.

21 augustus 2007

Oog om oog

Oscar is de held van de buurt. Op zijn witte sokjes maakt hij elke schutting en heg onveilig. Als er luid gekrakeeld wordt door de kattengemeenschap in onze achtertuinen kan ik gerust zijn in de wetenschap dat Oscar als winnaar uit de strijd komt. Ik vind dat wel stoer. De glorie van mijn kat straalt op mij af, dat idee.

De onderbuurvrouw belde. "Oscar loopt hier door onze tuin, en volgens mij is hij te grazen genomen. Het lijkt wel alsof hij iets aan zijn oog heeft." Gerust in de wetenschap dat Oscar de held van de buurt is en dat het dus allemaal wel mee zal vallen met dat te grazen nemen, opende ik het raam en liet de kat binnen. De kat druppelde. Hij liet een spoor van traanvocht achter op de planken vloer. Drup drup drup liep Oscar door de woonkamer. Drup drup drup ging hij op zijn stoel liggen en likte laconiek de voorpootjes. Drup drup drup keek hij me met één oog aan.

In een achterafkamertje bij de dierenarts zat ik naast Oscar te wachten tot de narcose effect had. Zijn koppie zakte, zijn oogjes sloten zich. Ongerust voelde ik of hij nog wel ademde. Slap als een vaatdoek lag hij op de behandeltafel. Toen de dierenarts met een pincet zijn ooglid ongeveer uít zijn kas trok, gromde hij zachtjes. Trots keek ik toe. Mijn Oscar is er niet zomaar onder te krijgen met een huis- tuin- en keukennarcose.

Het nieuws blijkt slecht. Nagel in zijn oog, infectie in de oogbol. Zo stoned als een aap keek hij me aan; één pupil het normale formaat, één geslonken tot een messcherp spleetje. "Kijk, dat betekent dat hij pijn heeft," zei de dierenarts. Mijn hart bloedde. "Het zou kunnen zijn dat zijn pupil in die stand vergroeit," zei de dierenarts. "Kan hij zijn oog kwijtraken?" "Nou, daar gaan we vooralsnog niet vanuit," was het bemoedigende antwoord.

Een antibioticaprik. Vier keer per dag een zalfje in zijn oog. Anders zou het wel eens mis kunnen gaan. Het lijkt Oscar niet te deren. Prinsheerlijk ligt hij in zijn stoel en gromt naar Sam als die het waagt in de buurt te komen. Als ik het dopje van de zalf draai, spitst hij de oren en neemt hij een gevechtshouding aan. Ik bereid me voor op opengereten onderarmen. Oscar is geen katje om zonder handschoenen aan te pakken. Mijn eenogige bandiet.

13 augustus 2007

Parklife

We lagen in Kensington Gardens, in de zon. Ik had dorst en krukte naar de newsagent's op de hoek voor chips en mineraalwater. Van een afstandje zag ik hem liggen, grinnikend om zijn boek. Zijn voorhoofd neigend naar roze door de zon. Schoenen en sokken uit. We lachten samen om een grote sportschoolmeneer die push-ups deed in het gras, pakten ons boek weer. Treffende paragrafen las hij voor. Als we opkeken vonden onze ogen elkaar en glimlachten we.

We troffen Rik na veel bellen 'bij welke boom lig jij precies?' en haalden flessen wijn bij het winkeltje om de hoek van zijn tijdelijke appartement aan het park. Ik maakte me zorgen of dat wel mocht, maar Rik bezwoer me dat Engelsen altijd en overal drinken, dus dat ik niet moest miepen. Ik leunde op mijn ellebogen, speelde met een grasspriet en aanschouwde de twee mannen; voor vandaag onbekenden van elkaar, nu verwoed in gesprek over marketing, studie, film, economie, stedenbouw. En over mij, zo af en toe. De zon blakerde, soms voelden we een windvlaag vuil maar verkoelend water van de fontein. De flessen raakten leeg en de zon ging onder. Aangeschoten wandelden we gedrieën door het park naar een goeie Indiër.

Weekendje Londen. Niets gezien. Niets gedaan. Puur genieten.

02 augustus 2007

Wat moet ik aan?

"Kom je vanavond barbecuen?" hoorde ik de stem van zijn moeder door de telefoon. Een betekenisvolle stilte volgde.
"Twee seconden mam," zei hij, en fluisterde "Barbecue bij mijn ouders. Heb je zin om mee te gaan?" Ik knikte zwijgend, en beefde van binnen.
"Ja, we komen met zijn tweeën. Maar dat was ook je bedoeling, of niet?" lachte hij. Zijn telefoon gaf kleine kreetjes van enthousiasme.

Even later probeerde ik me in een shirtje te wurmen waar ik strikt genomen niet direct meer in pas. Hij zat op de rand van het bed en zei "Ik zou nu ZO'N slechte grap kunnen maken. En die zou ook niet gemeend zijn. Maar ZO'N slechte grap brandt op mijn lippen."
"Kom maar," stak ik uitdagend de handen in mijn zij.
"Mag ik eerst een kus?"
"Dit zou best eens je laatste kunnen zijn."
"Ja, daarom zei ik het ook," grinnikte hij.
"Kom maar."
"Doe je dàt aan naar mijn ouders??!!"

Ik lachte, maar het zaadje van twijfel was gezaaid. Hij is nu weg en haalt me later vanavond op.

Ik heb al vier verschillende outfits gepast.

01 augustus 2007

Us mem

Us Heit
dy't yn de himelen is
Jinnes namme wurde hillige
Jinnes keninkryk komme
Jinnes wollen barre allyk yn 'e himel
sa ek op ierde
Jou ús hjoed ús deistich brea
En ferjou ús ús skulden
allyk ek wy ferjouwe ús skuldners
En lied ús net yn fersiking
mar ferlos ús fan 'e kweade
Want Jowes is it keninkryk en de krêft
en de hearlikheid oant yn ivichheid.
Amen.


Zo afstandelijk als mijn opa vroeger met rollende stem bij het middagmaal "Het koninkrrijk, de krracht en de heerrlijkheid. Amen," bad, zo teder en verstild prevelde de gemeente vandaag het Onze Vader voor zich uit. Op het grasveld van de begraafplaats bij de dorpskerk. De zon scheen, de klokken beierden. Het verdriet van mijn moeder en haar broer en zussen was geëtst op hun gezicht. Maar ook de opluchting was tastbaar. Us mem hoeft niet meer. Van haar bed naar de stoel naar het toilet terug naar de stoel.

Mijn oma. Twaalf mooie vrolijke en volle jaren later begraven naast opa. Zoals mijn tante zei: "Mam had het een mooie dienst gevonden." En dat was het.