29 maart 2007

Halfleeg? Halfvol?

Eerder heb ik opgesloten gezeten met een rochelende reutelende tachtiger die mij voor verpleegster aanzag en elke twee minuten aan haar bed rammelde en haar longen uit haar lijf hoestte. En daarna het gore lef had te sterven in mijn nabijheid. Eerder heb ik opgesloten gezeten met een Haagse tandeloze dakloze vrijwel breinloze man met - naar uiteindelijk bleek - een gouden hart.

Eerder dacht ik dat ik het best zwaar had. Ik smste in de nacht Vriendin M dat ik mezelf genoodzaakt zag mijn kamergenoten te smoren met hun eigen kussen. Vriendin M antwoordde dat ik in het ziekenhuis ontoerekeningsvatbaarheid vast makkelijk kon aantonen en er dus voor moest gaan. Ik gniffelde, en dat verzachtte de pijnlijke ergernis.

Maar nu. Maar nu. Maar nu heb ik het pas echt zwaar. Niet hier in het revalidatiecentrum an sich. Men is over het algemeen uitzonderlijk positief en aangenaam in de omgang. Nadat het "Wat heb jij?" is afgetast, word je zonder verdere vragen opgenomen in de commune die Afdeling Drie heet en mag je meedoen met de kook- en bakclub, Mah Jong en bloemschikken. En als je geluk hebt - zoals ik vanmorgen - rollen er hulpeloze oude dames rond die post-hersenbloeding eindelijk eens willen leren internetten. Wikipedia heeft nu, dankzij mij, geen geheimen meer voor ze.

Maar nu. Maar nu. Maar nu heb ik een kamergenote die als een zwarte donderwolk boven haar bed hangt. Alles is saai. Alles is stom. Ze verveelt zich. Ze heeft pijn. Er is helemaal niets te doen. Iedereen is vervelend tegen haar. En die stomme rolstoel staat ook nog eens in de weg. En het is toch echt verschrikkelijk irritant dat ze nu zittend moet douchen. En ze slaapt slecht. En haar haar zit kut. En ze kan geen leuke kleren meer aan.

Ik word gek van het mens. Het mens heeft een been gebroken. In iets heftiger mate dan ik. Vooruit, dat moet ik toegeven. Maar ze is 27. En het gaat allemaal weer goed komen. Ze is ergens waar je nota bene wijn mag drinken 's avonds. En waar een rekje Elle's op je staat te wachten in de eetzaal. En je ongebreideld mag koken en bakken en ministecken en bloemschikken.

Ik vermaak me hier uitzonderlijk goed. Praat met rolstoelgebonden dames over hoe ze zo mooi op gewicht blijven. Wissel museumverhalen uit met dwarslaesie-patiënten. Leer dames met recent kaalgeschoren hoofden internetten. Bespreek de verzorging van je katten met mannen zonder onderbeen.
Ik kruk of rol een rondje. Praat een rondje. Lach een rondje. Bedenk dat ik over een dag of twee als de wonden dicht zijn mag poedelen in het therapeutisch zwembad. Drink een wijntje. Lees een Elle.

Ik keer terug naar mijn kamer. Het licht is uit. Kamergenoot M ligt amechtig op bed en kreunt "Er is hier helemaal NIETS te doen."
Met een theatrale polsbeweging zwenk ik mijn rolstoel weer richting deuropening. Ik kan hier ZO slecht tegen.

28 maart 2007

Revalidatieverhalen

Ik voel me bijna schuldig. Ik voel me bijna schuldig omdat er niet genoeg mis is met mij. Ok, vooruit, ik heb een gebroken heup en een bijzonder fraaie ritssluiting in mijn bovenbeen. Maar ik ga beter worden. Sterker nog: ik ben al bijna beter. Het scheelt weinig of ik kan weer voetballen. Voor zover ik dat om te beginnen al kon, natuurlijk. En mijn balgevoel is niet om over naar huis te schrijven.

Vanmiddag kwam ik aan bij het revalidatiecentrum, na mijn allereerste rit met de rolstoeltaxi. Om eerlijk te zijn was de rolstoel alleen nodig om mijn veelheid aan bagage te vervoeren, want zelf kruk ik er lustig op los. In de gang werd ik aangeklampt door Judith.
"Eindelijk een soort van normaal iemand! Een jong iemand!" riep ze enthousiast.
"Wat heb jij?" voegde ze er direct aan toe.
Nadat ik haar had uitgelegd van heup breken en domdomdom, voortaan nooit meer van de trap vallen want niet handig, vroeg ik "En wat heb jij?" Met één oog op haar enkele kruk, waarmee ze bijzonder goed uit de voeten kon.
"MS"

Damn. Het is heel gek om op deze manier met je neus op je zegeningen gedrukt te worden.

26 maart 2007

GB

Elke dag krijgen wij een menukaart, waarop we moeten aankruisen of we een kleine, medium of grote gehaktbal willen. En of we runder- of varkensjus geserveerd willen bij de gekookte of gepureerde aardappelen. Waartussen je overigens geen onderscheid ziet. Mijn dag bestaat uit liggen, zitten, eten, lezen, artsen aan je bed, nadenken over eten, eten, liggen, bloeddruk meten, eten, zitten, nadenken over eten, eten, slapen. Verder niets. Eten is het hoogtepunt. Vooral op woensdag en zondag, want dan krijgen we een eitje bij het ontbijt.

Ik smeekte W mij verhalen te vertellen van het echte leven. Hij vertelde over drukdruk en feestjes en exposities en barkrukken en een kater. Ik huilde een aantal wanhopige tranen.
"Jij wil ook een kater, hè?" zei W meelevend.
Ja. Ik wil ook een kater. Ik wil gesprekken over vanallesennogwatbehalvevoedsel in de kroeg. Ik wil een dikke malse biefstuk met gorgonzola en mijn eetdate in zijn of haar oog prikken met mijn vork uit a-motorisch enthousiasme. Ik wil weer naar een museum. Ik wil überhaupt weer naar buiten. Hunkerend staar ik door het raam naar kale takken tegen een achtergrond van lelijke flatgebouwen. Ik wil naar mijn eigen bank en mijn eigen Senseo en mijn eigen katten. Ik wil tapas en borrels en vrienden en luid gelach.

In mijn zorgdossier staat al dagen GB. Geen Bijzonderheden.

Inderdaad. Verdomme.

23 maart 2007

Kleren maken de man

Mijn moeder ziet het altijd direct aan me als ik me niet zo best voel; geestelijk dan wel lichamelijk. Dan draag ik namelijk een afschuwelijke lichtblauwe fleecetrui, waar ik mijn handen helemaal in kan verstoppen. Met fleecetrui en rooddoorlopen ogen scharrel ik door mijn huis. Als ik de trui zelfs buitenshuis aan houd - zoals bij een opbeurend bezoek aan mijn ouders - weet mijn moeder dat een kopje thee en troostende woorden niet zullen volstaan. Een warm bad en een ENORME zak chips komt dan beter in de buurt.

De afgelopen twee weken heb ik eruit gezien als een Oost-Europese kogelstootster. Zoals vriendin M zei: "Jij bevolkt een parallel kledinguniversum, als je in het ziekenhuis bent." Inderdaad. Ik draag wijde pyamabroeken, wijde T-shirts, héél grote oma-onderbroeken en bijzonder degelijke gympen. Heerlijk. Ik kan wegkruipen en mij verstoppen in mijn kleding en achter mijn ongestylede haar. Ik ben per slot van rekening heel zielig.

Maar volgens mij gaat het beter met me. Ik heb één strak truitje in mijn nachtkastje en ben daar al twee dagen niet uit te slaan. Ik kijk bedenkelijk in de spiegel terwijl ik aan mijn haar pluk. Ik smeer weer dagcrème. Ik verlang naar spijkerbroeken, hakjes en mascara. Ik glimlach breed naar artsen die 's ochtends aan mijn bed verschijnen en vervloek binnensmonds mijn lichtblauwe nachthemd met bloemetjes.

Ja. De kledingbarometer wijst 'beter' aan.

20 maart 2007

Binnenkort ander nieuws, echt waar

Je wereld wordt verschrikkelijk klein, in een ziekenhuis. Je weet precies welk tijdschrift je buurman leest, hoe hoog zijn bloeddruk is, hoeveel cc hij geplast heeft en hoe vaak er bezoek aan zijn bed zit. En dat terwijl je buurman een tandeloze bijna-dode niet-zo-vreselijk-intelligente soms-apert-irritante man is. Iemand waar je normaal gesproken met een boog omheen zou lopen.

Buurman en ik zijn blij en tevreden. Buurman en ik geven elkaar bijna high-fives. Buurman en ik zijn namelijk niet besmet met MRSA. We mogen weer de gang op, het ziekenhuis door en zelfs naar buiten! Als hij terugkomt van een rondje rolstoelen vraag ik oprecht geïnteresseerd waar hij was en of het fijn was. Als ik terugkom van een rondje krukken verzucht hij "Heerlijk hè," en glimlacht me gelukszalig tandeloos toe.

Ik mag zijn laptop lenen wanneer ik maar wil. In ruil sluit ik zijn gordijn als hij daarom vraagt en geef ik zijn koffie aan. We hebben een format gevonden, tandeloze voetloze buurman en ik. Een format dat in duigen zal vallen zodra we ons weer in de boze buitenwereld begeven.

Maar voor nu.. voor nu gaan wij hand in hand door het leven en doen elkaar kleine steunende woorden en daden. Morgen gaan we samen naar het revalidatiecentrum, waar hij moet leren lopen zonder voet en ik met een allejezus grote stalen pen in mijn bovenbeen. Ongetwijfeld wuiven wij elkaar over een week of twee gedag en wensen we elkaar sterkte. En dan vergeten we elkaar.

19 maart 2007

Mevrouw De Jong

Ze had een obsessie met klokkijken en telde in haar slaap van 1 tot 85 en weer terug. Met grote boze ogen keek ze me aan terwijl ze aan haar bed rammelde:
"Zuster, ik wil er graag uit. Kunt u mij uit bed helpen?"
"Ik ben geen zuster, mevrouw De Jong. Ik ben ook patiënt. En u mag uw bed niet uit, want u hebt een gebroken heup."
"Ik heb helemaal geen gebroken heup!"
"Jawel."

Mevrouw De Jong, buurman Van Beek en ik. Tot elkaar veroordeeld tijdens vijf dagen MRSA-quarantaine. Vier muren en een dichte deur, af en toe een verpleegster in ruimtepak. Artsen roepen ons vanuit de deuropening toe dat ze liever niet binnenkomen en dat ze hopen dat alles goed gaat. Geen snufje buitenlucht of zelfs maar gang. Mevrouw De Jong rochelde en reutelde. Zong liedjes. Vroeg mij elke vijf minuten haar uit bed te helpen. Waarop ik haar elke vijf minuten moest uitleggen dat dat niet kon.

Ik ergerde me kapot aan mevrouw De Jong. Als ze starend met haar gifkikkerogen op haar nachtkastje sloeg omdat ze gefrustreerd was. Want ze wilde uit bed. En ze leek het mij persoonlijk kwalijk te nemen dat dat niet kon. Ik ergerde me kapot als ze bubbelend adem haalde en haar yoghurt zo snel naar binnen schrokte dat ze moest overgeven. Ik ergerde me kapot. Omdat ik haar eigenlijk heel eng vond. Ik kreeg stress van haar gereutel en gebubbel omdat het ergens raakte aan al mijn eigen angsten.

Oordoppen dus. Met oordoppen in zat ik te lezen. Ik zag mevrouw De Jong bubbelen, maar hoorde niets dan mijn eigen ademhaling. En toen ineens was er paniek. Misschien geen paniek, maar focus. Focus en haast. De verpleging kreeg mevrouw De Jong niet wakker.
"Mevrouw De Jong, word eens wakker! Mevrouw De Jong! Mevrouw De Jong, hoort u mij? Verdomme wat is je voornaam. Mevrouw De Jong! Dit gaat niet goed hier. Mevrouw De Jong!"
Er werd geroepen over saturatie en bloeddruk, hartslag en pijnrespons. Artsen kwamen aangesneld, familie werd gebeld. Gordijnen werden dichtgetrokken.

Daar zaten wij, buurman Van Beek en ik. Achter onze gordijnen. Terwijl aan de andere kant van het gordijn mevrouw De Jong langzaam stierf, omringd door haar familie. Wij mochten namelijk geen van allen de zaal af. MRSA.

Pfffff.

17 maart 2007

Hoe het allemaal zo gekomen is..

Als ik 's avonds ga slapen, sleep ik als een soort woelmuis van alles mee naar mijn nestje. Laptop, boeken, borduurwerkjes, noem maar op. Als ik 's ochtends wakker word, wil ik namelijk alles bij de hand hebben. Alles waar ik eventueel misschien zin in krijg. 's Ochtends doe ik dus de woelmuisparade in omgekeerde volgorde. Ik sleep na het douchen laptop, boeken, sigaretten, borduurwerkjes, telefoons, tijdschriften weer mee naar beneden.

Afgelopen zaterdagochtend was het heel mooi weer. Bevangen door een oer-lentegevoel wierp ik de dakterrasdeur open en stapte met gespreide armen naar buiten. Diep de voorjaarslucht insnuivend. Verkwikt pakte ik mijn laptop, telefoon en sigaretten om lentefris naar beneden te huppelen. Ik keek uit naar koffie en een overvol dagprogramma met veel buitenlucht.

Maar ik had dus gympen. En het dakterras was nattig. En op mijn overloop ligt linoleum. Huppelend met laptop onder de arm bleek dit een dodelijke combinatie. Op de allerbovenste tree zwiepte mijn vochtige rechtervoet onder mij uit. Als een soort Amerikaanse worstelaar - die zie je ook altijd een aanloopje nemen en zich dan op hun tegenstander storten - hing ik even in het luchtledige voordat ik met mijn volle gewicht op mijn rechterheup terecht kwam, zo'n 4 treden lager. De laptop had ik tijdens mijn val keurig op het overloopje gedeponeerd. Je moet per slot van rekening voorzichtig zijn met je spullen. Telefoon en sigaretten klemde ik stevig in de hand. Godzijdank.

Versuft probeerde ik op te staan. Been deed niet van harte mee. Eigenlijk wist ik het meteen. Er was iets stuk. Ik wist alleen nog niet wat en hoe erg. Kat Oscar vond het best gezellig dat ik zo op de trap zat en probeerde zich op schoot te nestelen. Ik kon me er net van weerhouden hem te wurgen.

Drie seconden nadenken. In mijn been knijpen. Niks voelen. Nog een keer proberen op te staan. Heel veel voelen. Bedenken dat ik mijn telefoon nog steeds vastklemde. Godzijdank.

Dus:
- Nóóit meer gympen aan.
- Áltijd telefoon bij de hand.
Goede voornemens voor later. Als ik weer kan lopen.

16 maart 2007

Ziekenhuisverhalen

W zat heel lief naast mij en hield mijn hand vast. Zelf deed ik als het meisje uit The Exorcist elke 30 seconden "Nnnnjjjjiiiiiiighghghgh!!" terwijl mijn benen verkrampten, mijn ogen rolden en mijn hoofd 360 graden deed op mijn nek. W hield mijn handje vast en incasseerde mijn commando's, tussen de Nnnjigh's door.
"Ik wil boeken. En kan je de kattenbak verschonen. En ik wil Nnnnnjiiiiighghghghg!!" Dit was pré-operatie, moet je weten. En dan doen pijnstillers niet zo veel.

W kan blijkbaar enorm goed interpreteren en extrapoleren. Hij kwam terug met een tas met badjas, boeken - waaronder 'stoppen met roken', hinthint - en de meest vodderige shirtjes die hij kon vinden.
"Al die gekke naveltruitjes van jou! Dat mag allemaal niet van mij. Voor ik het weet ga je er met een of andere arts vandoor."

Nu is er inderdaad een leuke arts. Maar die heeft mij als een soort biefstuk behandeld en is nogal intiem met mijn botstructuur en mijn katheter. Geen ideaal flirtmateriaal, denk ik zo. Nog afgezien van mijn vodderige shirtjes en vettige haar. Desondanks heb ik wel een man in mijn bed gehad. In mijn ziekenhuisbed. Dat ging ongeveer zo, zei zij met Dikkie Dik vertel-stem:

Het was het holst van de nacht. Ik lag diep in een slaappil-geïnduceerd droomloos coma. Plots schrok ik wakker van een hand op mijn bovenbeen. Mijn biefstukbovenbeen. De pijn slingerde mij tegen het plafond, waarvandaan ik een klein oud mannetje op de rand van mijn bed zag zitten. Een klein krom oud mannetje, dat mijn bovenbeen had gepakt en zich schrap zette om bovenop mij te storten.
"Wat doet u nu!" riep ik.
"Dit is helemaal uw bed niet! Dit is MIJN bed!"
Je raakt heel territoriaal, in zo'n ziekenhuis.
Verward keek het mannetje om, gleed van de bedrail en pantoffelde morrend weg.

15 maart 2007

Voor je het weet...

... bel je voor de tweede keer in je leven 112.
... zie je het gruis van je plafond vallen terwijl de politie je deur inbeukt
... zegt de ambulancemevrouw dat je misschien best wel eens flauw kan vallen van de pijn terwijl ze je de trap af tillen.
... lig je krijsend als een speenvarken in de ambulance, omdat de route naar het ziekenhuis ineens meer rotondes blijkt te hebben dan strikt noodzakelijk.
... zegt de behandelend arts "Goh. Dit is wel een beetje een gekke breuk. Als ik met zeven grote negers bovenop je heup was gesprongen was me dit nog niet gelukt."
... lig je als enige 65-minner op de afdeling verbrijzelde heupen.
... barst je in tranen uit bij het zien van je vele kersverse centimeters operatiewond.
... vind je het stiekem dan wel weer stoer dat ze de beste arts hebben weggerukt van zijn weekend om jouw been van binnen te veranderen in een soort Eiffeltoren. Omdat je nog zo jong bent. En helemaal niet Bijna Oud. Hah!
... jank je van frustratie als blijkt dat je je been maximaal drie centimeter kunt optillen.
... juich je triomfantelijk als je je eerste stappen zet met krukken.
... raak je compleet stoned van je eerste kop koffie in vijf dagen.
... kijk je vreemd op als er allemaal mensen in ruimtepakken binnen komen om je te vertellen dat er MRSA is geconstateerd op jouw zaal. En dat je vier dagen in quarantaine moet.
... leen je de laptop van je buurman-met-geamputeerde-voorvoet om de wereld te vertellen dat je een beetje een pechweek hebt gehad.

In vijf dagen van een meisje dat onderweg naar haar eerste kop koffie van de dag uitgleed op de bovenste traptree, naar een meisje dat niet eens zelf in en uit bed kan. En nu niet eens meer de kamer uit mag. Wegens een soort freakish 'hallo, alles gaat al mis, dus we doen er nog een schepje bovenop' grapje van god.

Life sucks, maar de narcissen in de vensterbank bloeien.
Alles sal reg kom.

09 maart 2007

Presentatie met veel powerpoint

Hij zei: "Core-conform."
Ik dacht: "Oké. Dat ze dingen doen waar het bedrijf het als geheel mee eens is. Die vat ik."

Hij zei: "Interne maincontracting."
Ik dacht: "Huh? Zou dat misschien betekenen? O ja, wacht even. Dat betekent vast dat ze iemand hebben binnen het bedrijf die alle contracten samen aanbiedt. En er dan een leuk prijsje voor doet."

Hij zei: "Verbijzondering i.p.v. verzelfstandiging."
Ik dacht: "O ja. Die snap ik nog. Soort van."

Hij zei: "Integriteit."
Ik dacht: "Waarom ga je me dit begrip nu in 83 zinnen uitleggen? Had die moeite liever gestoken in het uitleggen van interne maincontracting. Daar snap ik namelijk nog steeds geen fuck van."

Hij zei: "Expertcentre."
Ik dacht "Mwah. Een plek waar mensen weten wat ze doen, dus. Vaak. Tenminste: dat hoop je dan maar."

Hij zei: "Een boost in FM consciousness."
Ik dacht: "O ja. Dat is dat ze ineens snappen dat het niet handig is om met twee groepen tegelijk dezelfde vergaderzaal te reserveren."

Hij zei: "Stakeholders."
Ik dacht: "Ah! Mensen die hopen beter te worden van dit project!"

Hij zei: "Een stukje betrokkenheid naar de werkvloer toe."
Ik dacht: "Eeeuggghh!! Zei je dit nou echt? Een stukje betrokkenheid?"

Hij zei: "Het iest-bewustzijn en daarna het zol-bewustzijn."
Ik dacht: "Huh?"
Hij herhaalde: "Het ist-bewustzijn en daarna het soll-bewustzijn."
Ik dacht: "Aaaah! Dat ze weten wat ze nu doen en wat ze in de toekomst willen doen. En waarom heeft hij het nu ineens over bewustzijn in plaats van consciousness?"

Hij zei: "Dan is er ineens een sense of urgency."
Ik dacht: "O. Dan moet je dus ineens snel dingen doen?"

Hij zei: "Waaaah. Wah. Wahwah. Waaahwahwah. Wah."
Ik dacht: "Het is wel genoeg zo, met die powerpoint en die powertermen. Flikker alsjeblieft op met je core-conform. Ga iemand anders vervelen."
Maar dat is vast heel naïef als high-powered kersverse consultante. Dan moet ik dit soort termen waarschijnlijk ook kennen. Om mensen urenlang te kunnen vervelen met een powerpointpresentatie waar ze a) geen reet van snappen en b) geen enkel raakvlak voelen.

Wat een kutbaan.

08 maart 2007

Gemiste kans

Vanmorgen onderweg naar mijn klant aan het Museumplein nam ik een tussendoortje door de P.C. Hoofttoestand. Dranghekken. Veel mannen in uniform. Ik raak altijd een beetje in de war van mannen in uniform. Niet dat ik ze opwindend vind, maar in de auto krijg ik wel altijd de neiging èxtra onschuldig mijn ligaatje te eten en ze met grote schaapherderinnetjesogen aan te knipperen door mijn voorruit. Zo van 'Ik reed niet te hard!' en 'Nee!! Die fietser sneed ik niet hoor! Die moest sowieso al stoppen!'

Dranghekken dus. Mannen in uniform; politie, parkeerwachten, straatvegers. Die laatste bungelen onderaan de uniform-pikorde, kon ik vanuit mijn Twingo observeren.

Met een Twingo door de P.C. Hoofttoestand. Ik werd niet alleen genegeerd door de politie maar ook door markies-uitrollende winkeliers en door verdwaalde bijna-BN-ers. Zelfs de straatvegers gunden me geen blik waardig. Ik knaagde mijn koekje en laveerde langs hek en uniform en winkelier.

Aan het eind van de P.C. Hooftdinges zit een vreselijk mooie winkel. Ik wierp een blik in de etalage. Er hing een vreselijk mooie jurk. Gazen mouwtjes, geen rug, borduursels op de kont. Ik ben kledingtechnisch een sucker voor borduursels. Slikte mijn liga een tikkie verlangend naar binnen. Bedacht me dat het vast het soort jurk is waar geen prijskaartje aan hangt.

Vanavond is mij duidelijk geworden waarom zoveel mannen in uniform mijn twingo negeerden. Waarom de dranghekken.

En ik was potdorie precies goed geschoeid vandaag! Als ik dat had geweten! Had ik nu borduursels op mijn kont!

07 maart 2007

De muur van het toilet


Wat zal E. Troost een klotejeugd hebben gehad.

Yodeli

Een en al vriendschap en warmte en liefde. Soms heb je zo'n avond met een vriendinnetje in de kroeg. Zo'n avond met drank en tapas en elkaar volkomen begrijpen en bekentenissen doen en aanhoren en denken 'O! Wat snappen we elkaar toch goed!' Gisteren met vriendin M bij de Pata Negra. Grote ambities, qua tapas, maar eigenlijk hadden we het te druk met praten om te eten.

De vloedgolf warm fijn gevoel die over mij heen spoelde wilde ik met haar delen.
"Weet je wat het is met jou? Ik ben zo blij dat ik alles tegen je kan zeggen en dat je dat allemaal snapt en met me meedenkt enzo. Volgens mij lijken wij bestwel op elkaar. God. Dit klinkt allemaal wel heel erg Heidi in een bergweide en dan gelukszalig naar elkaar toe rennen zeg. Zo armen wijd en dan Milka chocolade en boterbloempjes."

"Yodeli," zei vriendin M zachtjes.

Ja. Yodeli. Dat dekt de lading wel.

05 maart 2007

Met Zenna in de zandhoop

"O! Pas op, hier ligt glas annemárie!"
"Heb je je bezeerd?"
"Nee. Maar ik ga nu wel extra super voorzichtig zijn."
"Ja, want anders krijg je glas in je hand en dan bloed je de hele zandhoop onder."
"Hihi, ja."
"En dan bloed je zelf helemaal leeg. En dan kan je niks meer."
"Nee. Dan ben ik helemaal bleek en kan ik niet meer bewegen."
"En dan moet de ambulance komen."
"Ja! En dan ga ik naar het ziekenhuis."
"Laten we dus maar extra super voorzichtig zijn, want het ziekenhuis is helemaal niet leuk."
"Ja, maar dan lig ik wel bij mijn oma."
"Ligt je oma in het ziekenhuis?"
"Ja. Dus dan is het helemaal niet zo erg."
"Toch maar beter niet naar het ziekenhuis, behalve als je bij oma op bezoek gaat."
"Ja. Want stel je nou voor dat ik er nog lig en dat zij al weg mag!"

Met grote zorgelijke ogen keek ze me aan.
"Dan zou het helemaal niet meer leuk zijn in het ziekenhuis."

04 maart 2007

Idyllische zondag

Het is het soort jachthaven waar aftandse motorboten roestig liggen te wachten op hun baasje. Het is het soort jachthaven waar een oogje toe geknepen wordt als je je motorolie in de bosjes dumpt. Het is het soort jachthaven waar lang niet alle booteigenaars het volle quotiënt tanden in hun mond hebben. Naar deze jachthaven bracht ik broodjes voor de drie-en-een-halve hardwerkende eigenaars van de vooralsnog boot-zonder-naam.

Ik verbroederde met hond Timo, die is opgevoed door twee katten. Timo zit thuis katachtig in het kozijn en wilde vandaag hysterisch vaak bij mij op schoot. Zelfs als ik stond probeerde hij zich nog omhoog te krabbelen. Met zesjarige Zenna groef ik in de zandhoop naar schelpen voor fictieve tomatensoep - een emmer water met steentjes, stokjes en paddenstoelen. Als ik haar heel hard aan haar voet trok, gleed ze gierend van plezier van de zandhoop naar beneden. Ik gaf platen en buizen aan, hield einden hout vast, dronk wijn uit een plastic kampeerbeker en sprong van enthousiasme op en neer op het dek toen de motor eindelijk voor het eerst draaide. De hele jachthaven stond blauw.

Het customized mobile soundsystem speelde fijne muziekjes. De zon brak door. W zaagde de houten afdekplaat voor de motor op maat. Choca plaatste de twee patrouilleboot-achtige zoeklichten. Shiva en ik keken met een wijntje in de hand toe en bespraken waarom het toch is dat mannen altijd een héél grote slijptol willen.

In de auto naar huis voelde ik het zand knarsen tussen mijn tanden. Ik glimlachte.

Seriële boekentip

Grappig hoe dingen vaak terugkomen. Iemand heeft het over Carpetland en diezelfde dag sta je achter een busje van Carpetland te wachten tot hij zijn lading gelost heeft. En je te ergeren aan het feit dat ze niet even een parkeerplaats konden opzoeken. Iemand vertelt je dat hij Valentijn heet naar het boek van Hans Andreus en diezelfde week zit een jongen tegenover je in de trein dat boek te lezen. Je herkent vast het principe.

Laatst was ik op een etentje, waar de gastheer en ik regelmatig even naar het balkon vluchtten om te roken. Ik kende de gastheer voor aanvang van die avond niet, maar onze zeven-minuten gesprekken op het balkon waren een genot. Een van die gesprekken draaide om Het Leven van Pi, ofwel Life of Pi. Een boek waar ik jaren terug van heb genoten. Thuis gekomen vroeg ik mij af waar ik het gelaten had. Diezelfde week diende zich het antwoord aan: mijn moeder had het geleend.

Aan tafel bij mijn ouders vertelde mijn moeder dat ze het had gelezen voor een van haar literatuurclubjes. Ze had er van tevoren geen zin in. Net als ik: ik heb wekenlang bij Waterstones om het boek heen gedraaid. Het lag in grote stapels 'Koop mij! Koop mij!' te schreeuwen. 'Ik ben een bestseller! Iedereen leest mij! Doe nou gewoon!' Elke keer pakte ik het op en dacht ik 'Een Indiase jongen in een reddingsboot met een tijger. Jaja. Uhuh. Laat maar.' Tot ik een dag zwichtte en kocht. Het vervolgens drie maanden op de plank heb laten liggen, want ja... een Indiase jongen in een reddingsboot met een tijger. Uhuh. Zal wel. Maar uiteindelijk las ik. En ik lachte hardop. Ik raakte ontroerd. En een beetje boos. En soms verdrietig.

Mama zei: "Geweldig! Ik had er helemaal geen zin in, maar wàt een heerlijk boek!"
Ik knikte geestdriftig.
"En als hij dan met die gesprekken met die mannen! En met die zebra! En op dat eiland! En dat Richard Parker dan niet eens gedag zegt!"
"Huh?" zei ik, en dacht 'Hmm.. wie was Richard Parker ook alweer?'

Kortom: boek teruggevorderd en herlezen. Wéér was ik ontroerd. En een beetje boos en verdrietig. En ik lachte hardop. Nu weet ik wèl wie Richard Parker ook alweer was.

Het grote voordeel van een boek jaren na dato herlezen, is dat je in de tussentijd weer veel andere boeken tot je hebt kunnen nemen, die een andere context bieden. Of dat je dingen hebt meegemaakt, gedacht en verzonnen die een heel andere blik geven.

Probeer het volgende:
Lees Life of Pi, van Yann Martell. Sla kort daarop In The Heart of the Sea van Nathaniel Philbrick open en sluit af met Ahab's Wife van Sena Jeter Naslund.










Driemaal genieten, in context.

03 maart 2007

Bij de kapper

"Sandra, die werkt hier ook, die heeft dus een schoonzus."
Samenzweerderig dempte ze haar stem.
"En die schoonzus die wist dus pas de dag voor ze ging bevallen dat ze zwanger was."
"Joh."
"Ja. Ze was ook best fors en alles, dus misschien dat ze het daarom niet doorhad."
"Zou kunnen."
"En ik las laatst in een boekje van een meisje die naar de wc moest. En toen ineens lag er een baby in de pot! Zomaar ineens een baby! Moet je je voorstellen dat je dan naar je moeder moet. Zo van 'Oeps, sorry mam. Ik heb een kind.' Gek hè?"
"Best gek ja."
"Maar het was buiten de baarmoeder. Dat hoor je wel eens hè, dat een baby dan gewoon buiten je baarmoeder groeit. Dus dan word je gewoon ongesteld en alles, maar dan groeit dat kind gewoon ergens anders. Hier opzij ofzo."
"Sorry, maar dat kan niet."
"Jawel hoor! Stond in dat boekje. Dat dat kind buiten de baarmoeder was gegroeid, dus ze had helemaal niks door."
"Sorry, maar dat kan ècht niet."
"Jawel! Ik heb het wel vaker gehoord! Dat een kind dan buiten de baarmoeder zit en gewoon groeit en alles!"

Ze heeft me vier uur onder handen gehad. Een kwelling omdat mijn extensions één voor één met een tang uit mijn haar gepeuterd werden. Mijn hoofdhuid voelt nu alsof een bandschuurmachine er een walsje over heeft gedanst. Maar vooral, o vooral. Vooral een absolute kwelling voor mijn oren.

01 maart 2007

Omstreden vrijheid

Eerder heb ik uitgelegd dat mijn moeder geen kindermens is en dat ik nog steeds zeer twijfel of ik het ooit ga worden. Vroeger was ik mordicus tegen. Voor mij geen kinderen. Nooit. Vriend-met-kind zei "Wacht maar. Ooit gaan ook jouw eierstokken rammelen." Ik vond dat een heel smerige uitspraak. En kon me er weinig bij voorstellen.

Tòt ik een man ontmoette die me deed dagdromen over witte jurken en champagne en misschien eventueel later een groententuin en kindertjes met laarsjes - voor de regen. In het abstracte, dat wel. Het baren, de slapeloze nachten, het jengelen, het 'waarom? waarom? waarom? maar waarom dan?', het eerste vriendje/vriendinnetje, het eerste gevecht om brommer: ja of nee. Dat kwam allemaal niet voor in de dagdroom. Ik bleef een beetje steken bij de champagne en de speech en de mogelijkheid tot regenlaarsjes. Maar ik hield de optie open. Ineens. Zomaar. En toen weer niet, want man was exit.

En nu ben ik dertig. Dus als het gaat gebeuren, gebeurt het binnen nu en pakkembeet tien jaar. Ik kan me er nog steeds weinig bij voorstellen. Met W was ik laatst in gesprek. Dit klinkt misschien niet zo bijzonder, maar is dat wel degelijk. Met mijn vriendje-maar-geen-relatie spreek ik namelijk zelden. We praten regelmatig, maar van spreken komt weinig, wegens een projectje hier en een feestje daar en een kroegje zus en een tvprogrammaatje zo en ergens een expositietje tussendoor. Maar wij spraken, met een wijntje op tafel. Wij spraken zodanig dat wij vergaten muziek op te zetten. Dat is een goed teken.

"Ik vraag me wel eens af hoe het zou zijn om per ongeluk zwanger te raken nu."
"?"
"Nou. Ik denk namelijk dat dat heel heftig zou zijn. Ik wìl namelijk helemaal geen kind nu. En misschien wel nooit. Maar misschien ook weer wel. En àls ik zwanger zou raken zou ik het kind kunnen opvoeden. Geld genoeg. Ruimte genoeg. Genoeg mensen die heel graag kinderen zouden willen maar dat het niet lukt. En dan zou het mij wèl lukken, en zou ik het niet willen omdat het gewoon even niet past. Omdat ik het nog niet voor me zie, en misschien wel nooit voor me zie. En stel nou dat ik nu per ongeluk zwanger raak en dan abortus pleeg. En dat dit dan mijn laatste kans was. Later nooit een relatie - o nee pardon vriendje - waar ik me beter bij voel dan nu. Later misschien willen en niet meer kunnen. Zwanger raken nu lijkt me echt een hel. Volgens mij word ik dan volkomen in tweeën gescheurd."

Ik raakte in een soort manische volstrekt irrelevante monoloog. Ik bèn namelijk helemaal niet zwanger. En ik ben helemaal geen zorgendenker. Maar toch. Stel dat nu. Ik ineens. Pfoei. Stel je voor. Wat dan.

Sinds kort heb ik uitzendinggemist ontdekt, en dan vooral DDD. Als er niets op tv is, slinger ik mijn laptop aan en doe ik een gemiste uitzending. Vandaag ook.

Pfoei.

Waarde auto bepalen?


Mwah.. één derde baby denk ik?