Kleren maken de man
Mijn moeder ziet het altijd direct aan me als ik me niet zo best voel; geestelijk dan wel lichamelijk. Dan draag ik namelijk een afschuwelijke lichtblauwe fleecetrui, waar ik mijn handen helemaal in kan verstoppen. Met fleecetrui en rooddoorlopen ogen scharrel ik door mijn huis. Als ik de trui zelfs buitenshuis aan houd - zoals bij een opbeurend bezoek aan mijn ouders - weet mijn moeder dat een kopje thee en troostende woorden niet zullen volstaan. Een warm bad en een ENORME zak chips komt dan beter in de buurt.
De afgelopen twee weken heb ik eruit gezien als een Oost-Europese kogelstootster. Zoals vriendin M zei: "Jij bevolkt een parallel kledinguniversum, als je in het ziekenhuis bent." Inderdaad. Ik draag wijde pyamabroeken, wijde T-shirts, héél grote oma-onderbroeken en bijzonder degelijke gympen. Heerlijk. Ik kan wegkruipen en mij verstoppen in mijn kleding en achter mijn ongestylede haar. Ik ben per slot van rekening heel zielig.
Maar volgens mij gaat het beter met me. Ik heb één strak truitje in mijn nachtkastje en ben daar al twee dagen niet uit te slaan. Ik kijk bedenkelijk in de spiegel terwijl ik aan mijn haar pluk. Ik smeer weer dagcrème. Ik verlang naar spijkerbroeken, hakjes en mascara. Ik glimlach breed naar artsen die 's ochtends aan mijn bed verschijnen en vervloek binnensmonds mijn lichtblauwe nachthemd met bloemetjes.
Ja. De kledingbarometer wijst 'beter' aan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten