18 december 2007

Tevreden















"Godsamme zeg. Kon je geen lelijker mandjes vinden?"
"Nee," antwoord ik tevreden.

Cultuurverschil

"Gatver! Koude pannenkoeken?!" zei B, terwijl ik de aan elkaar gekoekte baksels van de vorige avond uit elkaar probeerde te plukken.
"Niets lekkerder dan koude pannenkoeken bij het ontbijt. Heb je dat serieus nog nooit gedaan?"
Zijn gezicht sprak gruwende boekdelen.

"Hè?! Hoe doe je dat nou, met je sokken? Op elkaar en dan samen rollen?"
Hij deed het voor. Het resultaat was een zeer compact bolletje sok. Veel mooier dan mijn sokworsten. Ik steek altijd mijn hand tot ergens bij de hiel in de ene sok, leg de andere sok er dwars overheen en trek het hele gebeuren vervolgens binnenstebuiten. Hij rolde vanaf de teen en sloeg het manchetje om. Veel mooier.

Met ferme hand rolde hij zijn ei aan gruzelementen op tafel. Eiercraquelé. Zijn vingertoppen pulkten delicaat de eierschaalsplinters van het ei. Vol verbazing keek ik toe. Ik tik het ei altijd met z'n koppie tegen de rand van de wasbak en pel het vervolgens onder de kraan; niets zo vies als eierschaalsplinters tussen je kiezen.

"Pastakliekjes opbakken? Echt?!" zei hij.
"Jaaaa! Macaroni met ham en kaas, en dan de volgende dag in de koekenpan zodat de elleboogjes lekker hard en bruinig worden. 'Bak', noemden we dat altijd. En daar vochten we om, thuis. Zoveel mogelijk Bak. Eigenlijk was Bak lekkerder dan de oorspronkelijke macaroni."
"Bizar," zei hij, hoofdschuddend.

Samenwonen. Een samensmelten van twee vrijwel gelijke doch enorm verschillende gezinsculturen.

05 december 2007

Stoppen stopte gestopt

B. stond voor de kast architectuurboeken terwijl ik op de tafel 'nieuwe uitgaven' zo links en rechts een kaftje lichtte om een paar zinnen te lezen. Ik grinnikte voor me uit, krabde eens aan mijn hoofd. En ineens: 'De hele wereld is tegen mij! Wat een ròtdag en wat een ròtboek en ik wil hier weg! Ik heb honger en die muren. Komen die muren niet op me af?' Voorzichtig tikte ik B. op zijn schouder en zei: "Uhm. Uh. Het gaat niet zo goed geloof ik. Ik denk dat ik even weg moet." Hij draaide zich om, zag mijn ogen en schoof direct het boek terug in de kast. "Kom. We gaan naar buiten. Moet je wat eten? Wil je iets drinken?"

"Ik kan geen beslissingen nemen!" snufte ik, de manchet van mijn mouwen stevig in mijn vuisten geklemd zodat het leek alsof ik geen handjes had. Mijn kin diep weggedoken in mijn sjaal. Ik wilde zo min mogelijk annemárie blootstellen aan de boze buitenwereld. "Doe maar iets met kaas ofzo. Volgens mij wil ik kaas. En dan ga ik nu even op dat bankje zitten."

Daar zat ik, op dat bankje buiten in de kou. Tegenover een eetcafé waar ze de tafels aan het dekken waren. Af en toe wierpen ze een blik naar buiten, en zagen mijn handen diep in mijn mouwen gestoken, mijn benen over elkaar. Ongedurig wipte ik met de bovenste voet. Bijtend op mijn onderlip.

Eigenlijk moest ik verschrikkelijk om mezelf lachen. Door mijn opwellende tranen heen zag ik mij daar zitten; kouwelijk, zelfmedelijdend, melodramatisch. Ik vond mezelf een vreselijke sukkel, en tegelijk moest ik ontzettend bijna-huilen. Want het was zowel ècht als niet-ècht, dat gevoel dat de hele wereld eventjes tegen me was. Het gevoel dat ik niets meer snapte, niets meer kon relativeren, mijn woorden niet kon vinden en geen beslissing kon zíen, laat staan nemen.

Ik ben gestopt met roken. Drie dagen was ik labiel en emotioneel wankel. Ik huilde om alles en om niets. B. hield wijselijk zijn mond en gaf de kaascroissantjes aan. Ik jeukte en vlekte en jankte en krabde en kotste en zweette en kon niet slapen.

Wankelen doe ik niet meer, maar die kaascroissantjes blijven lonken.
Ach. Liever een paar kilo's erbij dan een paar jaren minder.