15 oktober 2006

Overpeinzingen m.b.t. het doodknuppelen van zeehondjes

Recent had ik een gesprek over het doodknuppelen van zeehondjes. Onder andere over het doodknuppelen van zeehondjes. De buitengewoon politiek geëngageerde meneer met wie ik dat gesprek had poneerde de volgende stelling: "Ik hoor liever dat ze weer 58.000 zeehondjes hebben doodgeknuppeld dan dat ze geen zeehondjes konden vinden om dood te knuppelen. Dat betekent dat ze er in ieder geval zijn. Dat er geen 58.000 hotels en jachthavens zijn gebouwd door grote projectontwikkelaars zodat de habitat van de arme zeehondjes zodanig veranderd is dat ze allemaal een langzame pijnlijke dood sterven omdat er geen visjes meer zijn, omdat ze massaal aangevaren worden door plezierjachten of omdat ze stikken in de resten foie gras die gedumpt worden door voornoemde hotels. Wat is nou zieliger? Een langzame pijnlijke dood of een klap op je hoofd?" Daarbij pakte hij de bijl die altijd naast mijn open haard ligt om speels zijn punt te illustreren.

Deze stelling zette mij aan het denken. Niet over zeehondjes, want daarin ben ik nog steeds van de simpele en waarschijnlijk niet milieutechnisch/politiek verantwoorde mening dat het zielig is. Heel zielig. Met hun grote natte zwarte oogjes die je smekend aankijken. Nee, deze stelling zette mij aan het denken over hoe ik met relaties placht om te gaan.

Ik ben niet zo goed in dieren/mensen klappen op hun hoofd geven. Daarvoor hoeven ze niet eens lieve smekende natte zwarte oogjes te hebben; het feit dat ik een knuppel moet heffen om een klap uit te delen is al erg genoeg. In het verleden ging ik dus hotels bouwen. En jachthavens. En forten. En misschien een achtbaan of 2,3,4. Veranderde ik de natuurlijke habitat van de relatie zodanig dat deze onleefbaar werd voor mens en dier. In ademnood door foie gras en met pijn in zijn oren van het achtbaangekrakeel koos de relatietegenpartij op een gegeven moment het hazenpad, om ergens anders een maagdelijke kust te ontdekken waar het nog wel goed toeven was. De relatie stierf een langzame, zeer pijnlijke dood. De relatietegenpartij inspecteerde het nieuwe maagdelijke strand argwanend op heipalen en frietkramen.

De laatste tijd ben ik echter aan het oefenen met knuppelen. Ik knuppel wel eens. Het voelt nog steeds niet echt lekker, maar als ik diep ademhaal van tevoren wil het nog wel eens lukken. Dat ik dan die knuppel zo TATS laat vallen. En daarna wegloop. Even wat hoofdpijn, maar geen levenslange frietkraamfobie.

Het voelt beter, moet ik zeggen. Bovendien hou ik er een mooie collectie winterjassen aan over.

Geen opmerkingen: