In de lift
Ik rende naar de deur om hem te vangen voor hij dichtviel. Te laat. Pasje voor de lezer houden en hijgend de deur open trekken. Tussen de schuifdeuren van de lift stond een man in een houding alsof hij meedeed aan een revolverduel, met zijn rug naar me toe. Hij had de deur in mijn gezicht dicht laten vallen, maar hield wel de lift tegen. Ik gaf hem het voordeel van de twijfel.
Tegen de wand van de lift leunend keek ik tersluiks in de spiegel. Dat doe ik elke ochtend, om te checken of mijn kapsel het wandelingetje van de auto naar kantoor heeft overleefd. Mijn kapsel is namelijk een fragiel wezen, dat haar eigen willetje heeft: 'Vandaag doe ik lekker een dweil na! Of nee.... een asymmetrische egel!' Dat idee. In de spiegel zag ik dat de man mij bekeek. Zijn blik gleed van kruin naar schoenen en weer terug, met een kleine hapering op borsthoogte. We waren inmiddels op de elfde verdieping. De dertiende, mijn verdiepinkje, was bijna aan de beurt. De man had blijkbaar al die elf verdiepingen nodig gehad om moed te verzamelen. Hij haalde diep adem.
"En? Heb je zin om te werken?"
"Enòòòrm!"
"Nou, dat scheelt alweer de helft dan!"
De deuren gingen open op de dertiende en terwijl ik het lieve baliemeisje gedag zei hoorde ik hem nog roepen:
"En? Heb je al gestemd?"
Als ik terug was gerend en mijn voet tussen de dichtschuivende deuren had gestoken had ik kunnen zeggen:
"Nee, want ik weet het nog steeds niet! Ik zweef nog!"
Maar nee. Een man die sarcasme niet snapt gaat mij niet uit politiek-geestelijke nood helpen, vrees ik.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten